Auteur: Richard C. Vervoorn
Van 9 mei 1877 tot medio juli 1878 woonde Vincent van Gogh in Amsterdam bij oom Jan van Gogh. Hij volgde lessen bij Mendes da Costa in Grieks en Latijn om het staatsexamen te kunnen halen om toegelaten te worden tot de theologiestudie. Het was namelijk zijn vurige wens het evangelie te kunnen verkondigen. Zijn ouders stemden er mee in, maar hadden hun twijfels aan de haalbaarheid. Kan Vincent de discipline opbrengen regelmatig te studeren? Helaas bleek hun twijfel gegrond en Vincent stopte met de lessen en ging weer terug naar de pastorie van zijn ouders.Later – als zijn geloof ernstig in de crisis is gekomen – zal hij terugzien op de periode in Amsterdam als een ellendige onderneming die één groot fiasco was. In zijn brieven aan zijn broer Theo vanuit Amsterdam is daar echter niets van te merken. Opvallend is zijn preekhonger in Amsterdam. Hij ging ‘s zondags ‘s ochtends meestal twee keer naar de kerk en hield zich ’s avonds vaak op bij predikanten. Zijn geliefde voorganger was zijn oom Stricker, waar hij menig zondagavond doorbracht. Vincent voelde zich niet gebonden aan één predikant of één kerkgebouw. In zijn brieven noemt hij kerkbezoek aan de Noorder-, Ooster-, Eilands-, Westerkerk en de Oude Zijdskapel en de Engelse kerk. Deze laatste kerk vond hij de meest sfeervolle.
2e pinksterdag 21 mei 1877 bezocht hij de Noorderkerk. In zijn brief schrijft hij:
Gisteren was ik ‘s morgens in de vroegkerk en hoorde en preek “ik zal eeuwig twisten met den mensch”, hoe na een tijd van teleurstelling en grief, er in het leven een tijd kan komen, waarin de innigste verlangens en wenschen kunnen worden vervuld. ‘s Morgens 10 uur hoorde ik Oom Stricker over Hand.II 1:4. Eene zeer mooie hartelijke toespraak; hedenmorgen ga ik oom weer hooren en moet daar nu heen, schrijf u straks wat de tekst was.
Het is regenachtig weer vandaag en eene lange wandeling langs den Buitenkant naar de Noorderkerk. De stad zag er daar bij den Schreyerstoren, en daar waar men ook gezicht heeft op het IJ, uit als een schilderij van J.Maris. De tekst was I Korinthe 12:13: Want ook wij allen zijn door éénen geest tot één lichaam gedoopt.
Er zijn mooie kerken hier…..
Deze morgen zag ik in de kerk een oud vrouwtje, waarschijnlijk stovenzetster, die mij zoo deed denken aan die ets van Rembrandt, eene vrouw die in den Bijbel heeft gelezen, en met het hoofd op de hand geleund is in slaap gevallen…..
In een brief van 27 juli 1877 komt de Noorderkerk weer ter sprake:
l.l. Zondagmorgen deed ik een mooien tocht, n.l. eerst naar de vroegpreek: Ds. Posthumus Meyes in de Noorderkerk, toen naar het Bickerseiland, waar ik op den dijk langs het IJ wandelde tot het weer kerktijd was, en toen naar de Eilandskerk waar Oom Stricker preekte. Zoo gaat de tijd voort en snel ook, wij zijn reeds weder bijna aan het einde der week. Hoe gaat het U kerel, zoo heel dikwijls dagelijks denk ik aan U. Gode helpe ons om al worstelende boven te blijven.’
De derde keer dat Vincent van Gogh schrijft over de Noorderkerk is in een brief van 27 augustus 1877.
Gisteren was het een regenachtige morgen, zoodat ik mijn overjas reeds aantrok om naar de vroegpreek in de Noorderkerk te gaan. Daar preekte Ds. Posthumus Meijes (de jonge n.l.) over Hand. IV:11. “Deze is de steen die van de bouwlieden veracht is, welke tot een hoofd des hoeks geworden is.
In juli had Vincent waarschijnlijk vader Posthumus Meyes gehoord. Van vier keer weten we dat Vincent van Gogh in de Noorderkerk is geweest. Meestal schreef hij zijn brief op zondag:
Was hedenmorgen in de vroegkerk (Noorderkerk), wandelde daarna de stad wat door, de grachten zijn eigenaardig mooi nu de bladeren aan de boomen de herfstkleuren hebben, en ging toen naar de Engelsche kerk, en hoorde een zeer goede preek over: “Take no thought saying: what shall we eat, or what shall we drink, or wherewith shall we clothed” etc.
zoals bijvoorbeeld deze brief van zondag 21 oktober 1877.
‘Ik houd veel van dat kerkje’ voegde hij er aan toe.’ Zijn waardering van de Noorderkerk mag blijken uit de opmerking in de brief van 21 mei:
Er zijn mooie kerken hier’ meteen geuit na zijn mededeling dat hij naar de Noorder is geweest. Niet van elke zondag heeft hij gedetailleerd beschreven waar hij kerkte, wie er voorging en waarover gepreekt werd. Vincent kan best vaker de Noorderkerk bezocht hebben. Als slot een beschrijving aan een bezoek van de Eilandskerk – die tenslotte binnen de huidige Noorderkerkwijk stond:
… en toen naar de Eilandskerk, waar Ds. ten Kate, de dichter van de Schepping en schrijver van vele mooie boeken preekte over Rom. I:15-17. Het was een zeer volle kerk, en als men die gezichten zoo aanzag, dan zag men iets van het geloof, want daarvan stond op menig gelaat, op dat van mannen, en op dat van vrouwen, op verschillende wijze in de trekken geschreven iets te lezen.
Zijn stem had soms klanken en uitdrukkingen als die van Pa, en hij sprak zeer goed en uit een overvol hart, en hoewel de preek niet kort was, de kerk was uit voor men het wist bijna, want zijn woord boeide zoo, dat men aan geen tijd dacht.
De Ten Kate uit deze brief van 5 augustus 1877 was de beroemde dominee Jan Jacob Lodewijk ten Kate, dichter van enkele bekende liederen, zoals: “De Heer is mijn herder” (Gezang 14), “Laat m’in U blijven, groeien, bloeien” (Gezang 78), “Wees gegroet, gij eersteling der dagen” (Gezang 221) en “Als God, mijn God, maar voor mij is” (Gezang 466).
Gepubliceerd in het Noorderlicht, wijkblad van de Noorderkerkgemeente, februari 1993. Alle brieffragmenten zijn overgenomen uit Verzamelde brieven van Vincent van Gogh, uitgegeven en toegelicht door zijn schoonzuster J.van Gogh-Bonger, januari 1914, aangevuld en uitgebreid door Ir. Dr. V.W. van Gogh, 1953, Amsterdam-Antwerpen 51973.
In Nuenen (Noord Brabant) maakte Vincent van Gogh van enkele schetsen uit zijn tijd in Amsterdam schilderijen, zoals De Ruyterkade (1885) en Gezicht vanaf het Centraal Station (1885).