Auteur: Richard C. Vervoorn
ZvK, Radiokerkdienst, 11 augustus 2013, 17:00, Radio 5.
Gezamenlijke kerkdienst van GKv Heerde en NGK Heerde.
Muzikale begeleiding:
Henk van der Maten, orgel,
Gijsbert Mulder, trombone.
Praiseband Revive uit Heerde
Introductie
Je kunt het gevoel hebben dat je soms weinig grip hebt op je leven. En als je het geheel overziet ook weinig zicht erop hebt, zegt ds. Richard Vervoorn van de Nederlands Gereformeerde Kerk in Heerde. Dit geldt vooral als het gaat om de grote vragen, zoals de zin van je leven of de plek die God in je leven heeft. Hoe kom je daaruit als je eigen pogingen om meer zicht te krijgen, meer vragen opleveren dan antwoorden? En als je situatie steeds troebeler lijkt en geen levensvreugde geeft? Over deze vragen spreekt Vervoorn in een radiodienst die Zendtijd voor Kerken uitzendt op 11 augustus, om 17.02 uur via Radio 5.
De dichter van Psalm 119 kent dat gevoel, dat zelfs bestudering van het Woord van God hem niet zal helpen als God zelf hem niet verlicht met inzicht, legt Vervoorn uit. Hij verlangt naar écht zien en échte vreugde. Hij bidt: neem de sluier van mijn ogen. Want zonder God zien we de werkelijkheid als door een mist, die vormen en kleuren heeft vervaagd. De vraag is of wij dat verlangen ook hebben om wérkelijk te zien. Misschien zijn onze ogen zo gewend aan het kijken door de sluier en missen we het heldere zicht niet, omdat we geen vermoeden daarvan hebben. Of we zijn bang dat het licht onze ogen pijn doet en ons ongenadig laat zien wat niet deugd in ons leven. De dichter weet echter dat wanneer God de sluier van zijn ogen wegneemt, dat zicht geeft op schoonheid, vreugde en geluk!
Orde van dienst
Welkom (Ben Bolt)
Zingen: Lied 43: 3, 4 en 5 (LB 2013) ‘O Here, God, kom mij bevrijden’
Votum groet
Lezen Psalm 36 vers 10b
Zingen: Lied 289 (LB 2013) ‘Heer, het licht van uw liefde schittert’
Gebed
Zingen: Lied 314 (LB 2013) ‘Here Jezus, om uw woord’
Schriftlezing: Psalm 119 vers 17-32 (Alida Westra)
Zingen: Psalmen voor Nu 119 vers 3 en 4 ‘Claimt u heel mijn leven, Heer’
Verkondiging, n.a.v. van Psalm 119,18a: Neem de sluier van mijn ogen – dan zal ik zien
Zingen: Lied 938 : 1+2 (LB 2013) ‘Christus die u wilt tooien’
Dankgebed
Zingen: Opwekking nr. 580 ‘Jezus, Hij kwam om ons leven te geven’
Collecte
Praiseband Revive zingt ‘Light of the world’
Geloofsbelijdenis
Zingen: Lied 268: 1 en 2 (LB 2013) ‘Goede herder, als wij slapen’
Slotwoord en zegen
Preek
Het kan zomaar gebeuren. Je rijdt door een prachtig landschap, de lucht is helder en alles om je heen ziet er fris en kleurrijk uit in het vroege zonlicht. Ineens rijd je in een dichte mist. De kleuren verdwijnen, de contouren van de omgeving om je heen vervagen. Afstanden worden moeilijker in te schatten en met een onbehagelijk gevoel verminder je je snelheid. Dit kan gevaarlijk worden, je zit zo achterop iemand of iemand anders achter op jou.
Stel je nu eens voor dat je in een land ver weg woont, in de nevelbergen, waar het altijd mist. Het is een land afgesneden van de buitenwereld. Het gebied dat de bewoners kennen is klein en je bent nog nooit geweest in een land waar de zon schijnt. Nooit heb je de prachtige kleuren gezien van bloemen die zich koesteren in het daglicht en alleen het licht van een kaars of een houtvuur doet de waas en de kilte van de mist verminderen. Zou je dan verlangen naar de zon, als je die nog nooit gezien hebt? Zou het verlangen er zijn naar een helder vergezicht? Zou je uitzien naar iets dat je niet kent? Misschien dat er ergens in je iets is dat beseft dat er toch méér moet zijn. Méér aan kleur, aan helderheid, aan warmte. Misschien dat het licht van de kaarsen en het vuur je doen vermoeden dat het toch anders moet kunnen, dan alleen maar alles te zien door de sluier van de mist.
Stel dat op een goede dag ineens de zon doorbrak, vanwege een klimaatverandering. Het zou pijn doen aan je ogen en de warmte van de zon zou je angstig maken. Het zou best even duren voor je gaat inzien dat je geen waanbeelden ziet. De mist, de grijstinten, de koelte dat was voor jou eerst de werkelijkheid, terwijl het baden in het zonlicht als onwerkelijk overkomt. Je weet niet wat er gebeurt. Tot het besef komt dat de nieuwe situatie, met het heldere zonlicht niet alleen veel prettiger is, rijker, maar dat het meer met de werkelijkheid overeen komt. Je hebt al die tijd geleefd, als was er een sluier voor je ogen. De mist had je zicht op de werkelijkheid bepaald. Nu je helder zicht hebt op de werkelijkheid, zie je hoe klein je wereld was en hoe gebrekkig je zicht op je eigen bestaan. Je had geen idee van het licht achter de nevel. Je keek niet verder dan je neus lang is, zeggen we dan. Maar nu je wereld eruit ziet als nieuw beleef je daar veel vreugde aan.
De Griekse filosoof Plato heeft een verhaal geschreven in het boek De Staat. Dat verhaal noemen we “De Grot”. Dit verhaal vertelt van een vergelijkbare ervaring.
Plato zegt: Vergelijk ons mensen eens met mensen die vast zitten in een donkere grot en we kunnen ons niet bewegen. We kunnen geen kant op. Het enige wat we zien, zijn de grillige schaduwen op de wand van wat zich afspeelt voor een groot vuur vóór in de grot, waar mensen die wel de vrijheid hebben een toneelspel opvoeren. Plato zegt: We zouden geen besef hebben van de werkelijkheid die die schaduwen veroorzaken. Integendeel. We zouden denken dat die schaduwen de echte wereld is. De geluiden die de spelers maken die het schaduwspel spelen, denken we dat die door de schaduwen zélf worden veroorzaakt. Die schaduwen, dat is het leven zullen we denken. Dat er een werkelijkheid is die die bewegende schaduwen veroorzaakt, daar hebben we dan geen vermoeden van. Dat de werkelijkheid die de schaduwen op de wand van de grot veroorzaken veel mooier is, veel heerlijker, dat zal niet in ons opkomen.
Het is maar een verhaal, en een beetje gekunsteld, maar wat Plato wil uitdrukken is duidelijk. Wij, mensen, hebben maar een beperkt vermogen om de werkelijkheid te doorzien en naar waarde te schatten.
Luisteraar, hoeveel besef hebben wij van de werkelijkheid waarin we ons bevinden? Wat is het zicht op ons leven. Wat weten we van deze wereld en van de schepping? Hoeveel inzicht hebben we in ons eigen bestaan? Als we er over nadenken, dan valt het ons op dat wij weinig grip hebben op ons leven.
Daar zitten we lang niet altijd mee. Daar zijn we ons niet altijd bewust van. Maar als je er goed over nadenkt dan moeten we erkennen, dat we weinig controle op ons eigen leven hebben, noch werkelijk inzicht in onze situatie. Soms ontdek je dat als het allemaal niet zo lekker loopt in je leven. Als je vastzit.
Vanmiddag ontmoeten we elkaar in een kerkdienst, die we meemaken in het kerkelijk gebouw in Heerde, of thuis in onze woonkamer, of een andere plek waar we deze dienst op de radio kunnen volgen. Je kan een kerkdienst op verschillende manieren omschrijven. Bijvoorbeeld: het is de ontmoeting van de gemeente van Jezus Christus, de gemeente die samen zingt, samen bidt en samen luistert naar de bijbel, het Woord van God.
Maar je zou de kerkdienst ook een venster kunnen noemen, een doorkijkje naar een werkelijkheid die de werkelijkheid die wij waarnemen met onze zintuigen verre overtreft.
Onze gids van deze middag is de dichter van de langste psalm, Psalm 119. Deze dichter is een echte ontdekker, een zoeker ook. Hij zoekt God. Daarvoor studeert hij in de bijbel, alleen die noemt hij de voorschriften, de geboden of de richtlijnen van God. Daarmee laat hij zien dat hij beseft dat je de bijbel niet vrijblijvend kan lezen. Hij wil in zijn leven zich ook houden aan het Woord van God. Dat is niet iets waar hij een hekel aan heeft. De richtlijnen van God geven hem goede raad en verheugen hem. Je kan wel zeggen, dat door bezig te zijn met het Woord van God, het leven al kleurrijker en helderder wordt. Een eind verderop in deze psalm zegt hij dan ook dat bekende woord: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.’ Ja, die hele lange Psalm, laat zien hoeveel vreugde hij vindt door zo bezig te zijn met het Woord van God, dat het hem steeds weer optilt als hij het moeilijk heeft: Daar bidt hij ook om: richt mij op, zoals u hebt beloofd, u geeft mij ruimte. In deze Psalm kijk je de dichter in het hart. Het is niet een lesje dat hij uit zijn hoofd geleerd heeft, je proeft hoe betrokken hij is op God, op Gods wegen en op Gods Woord.
Tegelijkertijd bekruipt hem het gevoel dat zijn gedachten, zijn inzicht tekort schiet. Hij is enorm betrokken, en de hele Psalm is een kunstwerk om dat onder woorden te brengen. Maar juist het bezig zijn met het woord van God doet hem beseffen dat ‘ons kennen tekort schiet en ons profeteren beperkt is’. Wat doe je met dat besef?
Vind u het moeilijk om in de bijbel te lezen? Valt het niet mee om te praten over je geloof. Is het soms verward in je hoofd en je hart?
Hoe gemakkelijk is het niet om het er bij te laten zitten. Want wat helpt het als je dan nog beter je best doet? Je kan je zo machteloos voelen. Je schiet tekort in kennis van het koninkrijk van God.
In onze tekst uit Psalm 119 vers 18 vinden we het antwoord om uit deze impasse te raken. ‘Neem de sluier van mijn ogen – dan zal ik zien.’ Het is God zelf die ons tekort, dat als een sluier voor onze ogen het zicht ontneemt, kan wegnemen. God zelf doet ons het licht zien, en in zijn licht zien we het licht. Hij verlicht niet alleen onze ogen, hij geeft ons een levend hart en nieuwe ogen. Hijzelf geeft ons ook het verlangen naar zien, wérkelijk zien. Om onze ogen te richten op Jezus Christus, het licht van de wereld.
‘Neem de sluier van mijn ogen – dan zal ik zien hoe wonderlijk mooi uw wet is.’ Het is al begin van inzicht dat het zicht op je leven, op de werkelijkheid, maar ook op Gods Woord, op wet en evangelie, je geschonken moet worden. ‘Neem de sluier van mij ogen’. Het is het gebed om de Heilige Geest, die ons hart en ons verstand verlicht, zodat we inzien, hoe wonderlijk mooi Gods wet is. Want dat is een wet van volmaakte liefde van ruimte om in vrede te leven met God en onze medemensen. In Gods licht ontdekken we aan de ene kant het wonderlijk mooie van Gods wet en tegelijkertijd – dat we niet alleen een sluier voor onze ogen hebben – maar ook voor ons hart, en onze wil om ons te houden aan Gods wet.
Maar als God onze ogen opent en zicht geeft, dan is het licht waar we in baden niet alleen om ons eigen tekort te laten zien, maar tegelijkertijd de warmte van zijn liefde in Christus. Uiteindelijk is Hij het die met zijn licht de sluier van ons schuld en zonde wegneemt, die ons bestaan verduistert. Wanneer God de sluier van onze ogen wegneemt, krijgen we zicht op de schoonheid, vreugde en geluk die er is in Christus.
Wat een prachtig woord: ‘Neem de sluier van mijn ogen’. Luisteraar, zegt u het de dichter na? Dan begint het met ogen, maar dan gaat het verder met een levend hart, een nieuw begin, je wordt een nieuw mens in Jezus Christus. En dat begint met het verwachten van Gods hulp en bijstand, de bede dat Hij ons wijsheid en inzich geeft.
Met het wegnemen van de sluier voor onze ogen zien we ook in dat in het hier en nu, ons kennen beperkt is. In deze gevallen wereld zullen sporen van mist altijd aanwezig blijven. Het wegnemen van de sluier doet ons verlangen naar meer. Verlangen in een leven hier op aarde, dat Gods Geest ons steeds meer wonderen laat zien. Maar ook een verlangen naar het volmaakte dat nog komt. ‘Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.’