Les Vingt-quatre Violons du Roi en de hemel­se liturgie

Auteur: Richard C. Vervoorn

Begin deze zomer kwam er eindelijk schot in. Met verschillende docenten wilde ik afspraken maken over mijn studieprogramma, maar dat lukte maar niet doordat ze door congresbezoek of vakantie tijden niet op de VU aanwezig waren. Ik was dan ook blij dat na afloop van een tentamen bij Niek Schuman tevens de lijnen uitgezet konden worden van mijn specialisatie liturgiewetenschap. Niek stelde als scriptie-onderwerp voor een historisch onderzoek naar de ‘christianisatie van de psalmen’. Dat was een schot in de roos. Voordat ik met de theologiestudie begon had ik al eens in het wijkblad van de Amster­damse Noorderkerkge­meente maande­lijks een aflevering geschre­ven over ‘Psalmen door de eeuwen heen’. Na allerlei omzwer­vingen in de theologie was ik weer bij mijn eerste liefde.

Psalm 24

Niek gaf mij een proefuitdraai mee van het hoofdstuk ‘De Psalmen’ voor het liturgiek­handboek dat begin 1998 moet gaan verschijnen. De opzet was eenvoudig; het boek is niet bedoeld voor specialisten op het gebied van de liturgie — eenvoudig, maar goed geschre­ven met het markante Schuman taalgebruik. Een paragraaf gaat over de ‘Intochts­psalm’. Hij schrijft over de malligheid waar de hernieuwde traditie op dit punt voor heeft gezorgd: ‘Zo kan men nog steeds hier of daar predikant en kerkeraad plechtig de kerk binnen zien schrijden, terwijl de gemeente staande “de psalm van de intocht” aanheft — als zong zij predikant en kerkeraad toe.’ Dat deed mij denken aan wat Michael Heinemann schrijft in zijn Heinrich Schütz und seine Zeit (Laaber 1993): ‘Anderseits wähnte man den “Herrn”, der in unzähligen Psalmversen angerufen wird, nicht nur im Himmel; als Adressat firmierte in einer hierarchisch strukturierten Ge­sellschaft zugleich der Landes­herr. Und manch barocker Fürst gefiel sich darin, den Willkommensgruß des Psalm 24 — “Machtet die Tore weit” — (…) auf seine eigene Person zu beziehen.’
Ik wist dat het mij eens intensief bezig had gehouden, zo’n Imitatio Dei van een aards vorst, maar op dat moment kon ik daar niet opkomen.

Laon

Enkele weken later kwam dat weer boven. Ik ging met mijn gezin naar Frankrijk voor een korte vakantie. Wanneer je niet zo ver wilt, maar toch ten volle wil genieten van dat wat Frankrijk te bieden heeft, is een verblijf in Laon aan te bevelen. We hadden een stek gevonden op Camping La Chênaie, op nr.23. De campingvrouwe, Isabelle, was niet in optimale conditie door een toxoplasmose-infectie. Ze had de gemeente iemand gevraagd om haar bij te staan. Dit niet al te helder licht kwam ons tot drie keer toe vragen of wij op nummer 24 stonden.
Laon ligt in het zacht glooiende landschap van Aisne en heeft een citadel, die loodrecht oprijst en vanwaar men een adembenemend uitzicht heeft tot ver in de omtrek. Bovenop de citadel staat de even belangrijke als mooie vroeg-gotische kathedraal.
Het Office du Tourisme bedient zich graag van de uitspraak van Villard de Honnecourt: ‘Ik ben in veel landen geweest, maar mooiere torens dan die van Laon heb ik nergens gezien.’ Zeven eeuwen later kan ik mij dat nog steeds wel voorstellen, maar nog indrukwekkender dan de buitenkant is het interieur van dit bouwwerk.

BINDINGBinding: Laon, La Rose de L’Apocalypse

Maar het is niet de zeldzame helderheid van het interieur, het fijnzinnig lijnenspel en traceerwerk waar ik uw aandacht voor wil vragen. Het is het rosetraam in de oostkoor­façade die mij de goddelijke aspiraties van de barokke vorsten weer in herinnering bracht. Dit roset, tot stand gekomen in de jaren 1205-1215 en in de daar op volgende vijf jaar gevuld met glas-in-lood uit de ateliers van Pierre d’Arras wordt ‘La Rosace du Chevet’ genoemd of ook wel ‘La Rose de L’Apocalypse’. Wie bij dit laatste denkt getrakteerd te worden op een apocalyp­tisch eindgericht komt bedrogen uit. Half verscho­len achter het orgel biedt het rosetvenster van de westfaçade wel het laatste oordeel. Het centrum van ‘La Rose de L’Apocalypse’ bevat een troon. En die op de troon gezeten is, is niet de Alfa en de Omega, wiens naam Johannes uit eerbied niet durft te noemen, maar de Heilige Maagd, met haar attribuut, het kindeke Jesu. Niet zo verwon­derlijk in een kerk die gewijd is aan Notre-Dame. Om haar (hen) heen, twee engelen en de profeet Jesaja (als een lam werd hij ter slachting geleid) en Johannes de Doper (zie het Lam Gods). Daaromheen een cirkel van twaalf ronde glazen met twaalf apostelen. Van het oorspron­kelijke twaalftal hebben Thomas en Jakobus, zoon van Alfeüs plaats moeten maken voor Paulus en Barnabas. De twaalf-apostelen zijn zo de funda­mentleggers van de wereldkerk. Het is de buitenste cirkel van 24 afbeeldingen waaraan de hele roos haar naam ‘L’Apoca­lypse’ dankt. Afgebeeld zijn de 24 oudsten uit Openbaring 4 en 5, die daar geplaatst zijn rond de vier dieren en de hemeltroon en het Lam. Hier, in deze oude stad, die van 897 tot de 12de eeuw tot residentie diende van de Franse konin­gen, zien we de 24 oudsten met in het midden de maagd, apostelen en profeten, een humani­sering van het centrum van aanbidding; een voorsmaak van wat 400 jaar later, in de barokmu­ziek, zich zou voltrekken en waar mij dit roset aan deed denken.

 

The Twenty-Four Fiddlers

In het Purcell-jaar (1995) viel mij, in een stroom van publicaties, Purcell’s eretitel op: ’Composer-in-ordinary to the Violins’ op. Later luisterend naar een CD uit de serie The Complete Anthems and Services (vol.4) las ik de toelichting van Robert King bij de coronation-anthem ‘My heart is inditing of a good manner’ over de ceremonie bij de kroning van James II (1685): ‘The magnifi­cent service in the Abbey was accompagnied by a large instrumental ensemble, including the Vingt-quatre Violons (for once at their full strength — Sandford’s rather inaccurate engravings show some twenty string players)…’ De symfonie van dit majestu­euze anthem, gezet voor vierstemming strijkor­kest laat de schitterende klank horen van dit ensemble, met zijn sonore basviolen. Ik had net in Watergang een bijbelkringcy­clus geleid over het boek Openba­ring en dat getal 24 trok meteen mijn aandacht. Waarom 24-violisten? Wat was dat voor een orkest? Deze Royal Violins, zoals ze ook genoemd worden, speelden niet alleen in de diensten in de Royal Chapel, maar vooral op de banketten van de koning en begeleiden hem op zijn reizen. In 1660, bij zijn terugkeer uit ballingschap, had koning Charles dit orkest ingesteld naar Frans voorbeeld.
Peter Holman heeft met zijn ensembles The Parley of Instruments en de Renaissance Violin Band zelfs een CD uitgebracht onder de titel Four and Twenty Fiddlers, Music for the Restauration Court Band, als klinkende voorbeelden bij zijn in 1993 verschenen boek over hetzelfde onderwerp. De CD is nog wel verkrijgbaar, maar het boek was al uitver­kocht en ondanks verwoede pogingen het te raadplegen is dat mij tot op heden niet gelukt. Dat is ook de reden dat ik dit geval van Imitatio Dei twee jaar heb laten rusten.

 

Vingt-quatre Violons du Roi

Robert King gebruikte de Franse titel voor het Engelse orkest, zoals u hierboven kunt zien. De Engelse vorst heeft dit orkest aan zijn hof geïntroduceerd naar het voorbeeld aan het Fransen hof. Zover ik heb kunnen nagaan is dit Franse voorbeeld ingesteld in 1626 door Louis XIII. In Frankrijk werd het ook wel genoemd de ‘Grande Bande’, en later bij Lully wordt het favoriete orkest de ‘Petite Bande’, hoewel het nog steeds uit Vingt-quatre Violons bestaat. Ook hier treedt het orkest slechts zelden op volledige sterkte op. Waarom dan toch een basisopstelling van 24? Ik ben er van overtuigd dat Louis XIII zich heeft laten inspireren door de ‘Vingt-quatre anciens’ die staan ‘autour du trône’ van notre Dieu uit Openbaring 4 en 5. Ik vraag mij af of dat men dat in zijn tijd doorzag. Was er in Frankrijk niet een Savonarola die Louis XIII aanklaagde als een duivelse bedrieger, een antichrist?

No. 22 Une des 4 Harpes, Rose Orientale de l'Apocalypse (env. 1214/1220)

De vierentwintig oudsten

Openbaring 4 en 5 bieden een visionaire kijk in de hemel, met Gods troon als centrum. In Openbaring 4,4 lezen we: ‘En rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden.’ Uit het vervolg blijkt dat zij deelnemen aan de hemelse liturgie, waarin zij God aanbidden en lof toe roepen. In 5,6v staat dat temidden van de vierentwin­tig oudsten Johannes een lam ziet staande als geslacht. Dat element vinden we in het venster van Laon nog enigszins terug. Dat lam, dat tegelijk de leeuw uit de stam van Juda is krijgt de boekrol om die te openen. Hij is de enige die zin kan geven aan de geschiede­nis. Als Hij de boekrol aanneemt werpen de vier dieren en de vierentwintig oudsten zich neder. Ze hebben elk een kithára in de hand en een kelk met reukwerk en zingen een ‘nieuw gezang’. Kithára wordt meestal vertaald met harp of citer, maar daar moeten we ons zeker niet een moderne harp of citer bij voorstellen. Ons woord gitaar is ook etymologisch aan het Griekse kithára verwant. Het gaat in ieder geval om een snaarin­strument. We zien hier rond de hemelse troon een orkest van 24 snaarinstrumenten. In het venster van Laon zien we aan het kithára op verschillende manieren invulling gegeven: Volgens de telling van een maquette in de kathedraal: 11 veilles ou violes, 6 rotes, 3 harpes, 2 tambourins en 1 psaltérion. Daarbij kom je echter tot 23. Achter op foto’s verkrijgbaar in de kathedraal hebben ze het over 4 harpes en 1 tambourin. Ik zal nog een derde keer moeten kijken om van 23 op 24 te komen. Met uitzondering van die één of twee tamboerijnen gaat het hier om vier verschillende snaarinstrumenten als weergave van kithára. De glazenier Pierre d’Arras was echter een ruimhartig exegeet; met dezelfde vrijheid worden de witte klederen (4,4) als door een prisma gedifferentieerd in heldere rode, groene en gele gewaden. Opvallend is in ieder geval dat de veilles ou violes in de meerderheid zijn. Dit zijn een soort vedels, de middeleeuwse voorloper van de viool. Het zou mij niet verbazen als Louis XIII bij een bezoek aan de Notre-Dame van Laon op het idee is gekomen van zijn Vingt-quatre Violons rond zijn troon.

No. 20 Une des 11 Vielles ou Violes, Rose Orientale de l'Apocalypse (env. 1215/1220)

Vierentwintig priesters en vierentwintig zangers

Hoe komt de Johannes-Apocalyps aan zijn aantal van 24? Mensen die denken dat het boek Openbaring een soort boek is met cryptogrammen, maken van de 24 een optelsom van de 12 patriarchen als vertegenwoordiger het Oude Israël en de 12 apostelen als represent van de gemeente van Jezus Christus. Hoewel deze exegese zeer oude papieren heeft (Victorinus, 4e eeuw) lijkt hij mij vreemd aan de roset van Laon. De apostelen zouden dan dubbel vertegen­woordigd zijn. Maar van meer belang is dat dat niet overeenkomt met de beeldtaal van het boek. In woorden en beelden ontleend aan het Oude Testament wordt het in mensentaal nauwelijks te vangen visioen weergegeven. De vierentwintig oudsten in deze hemelse, doch christelijke eredienst komen niet uit de lucht vallen, maar hebben Joodse wortels. De Apocalyps heeft van alle nieuwtestamentische boeken de meeste citaten uit het Oude Testament. Swete geeft er in zijn commentaar meer dan 500. Maar ook buiten de citaten zijn de indirecte verwijzingen legio. Zo moeten voor de sleutel van het getal van de 24 oudsten zoeken in 1 Kronieken. Het gaat daar om de priesterdienst ten tijde van koning David. In 1 Kr 24,4 worden 24 groepshoofden van priesterfamilies genoemd; zestien hoofden van de families van de zonen van Eleazar en acht voor de hoofden van de families van Ithamar. Zij worden oversten van het heilig­dom, oversten Gods genoemd, en worden bij tourbeurt aangewezen voor de dienst (24,7-19). De reukwerk bokalen in de handen van de oudsten in de Apokalyps, bevatten de gebeden van de heiligen en laten de priesterlijke functie zien van deze oudsten.
In 1 Kronieken 25 gaat het om de zangers in de tabernakeldienst, die profeteren bij het spel van citers, harpen en cymbalen (allemaal snaarinstrumenten!) (25,1.6) Ook voor hen wordt door middel van loting een dienstrooster opgesteld en in 25,9-31 worden de 24 zangers genoemd beginnend met Asaf en eindigend met Romamti-Ezer. Ook hun tegen­woordigheid zien we in de hemel weergegeven door de kithára in de hand van de oudsten. De hemelse liturgie is ontleend aan de eredienst ten tijde van koning David. Nu is er echter niet meer sprake van om beurten dienstdoen, maar van een gelijktijdige dienst.
We hebben nu alleen de herkomst van het getal van de oudsten gezien. Het gaat buiten het kader van dit artikel ook de identificatie van de oudsten te herleiden. Dat deze oudsten oudtestamen­tische figuren zijn is wel duidelijk. Uit joods-christelijke literatuur van het vroege christendom weten we dat we moeten denken aan prefiguraties van de Messias. Ter vergelijking: in de Hebreeënbrief, wordt de wolk van getuigen (12,1) — dat zijn zij die ons zijn voorgegaan in geloof — in 11,2 de ouden (presbuteroi) genoemd. Zo zijn de oudsten (eveneens presbuteroi) in Apk 4 en 5 degenen die het Lam zijn voorgegaan op zijn Messiaanse weg. Het visioen laat zien, dat waar zij onwaardig zijn het boek van de geschiedenis te openen, die geschiedenis zin krijgt door de autoriteit van het Lam.
Zo is via een omweg de Vingt-quatre Violons du Roi ontleend aan de instelling van Le Roi David. David had hen echter niet in dienst ter meerdere glorie van hemzelf, maar ter ere van Adonai. David de herder-koning, die zichzelf lam wist (Psalm 23), de man naar Gods hart. Aan hem worden talrijke psalmen toegeschreven of opgedragen. Ook hij bediende zich van een snareninstrument, weliswaar ook ten dienste van een aardse koning (Saul) maar zijn uiteindelijke vooruitzicht was: ‘Ik zal verblijven in het huis van de Heer tot in lengte van dagen’ (Ps 23,6).

Un Tambourin porté par un un Ancien, Rose Orientale de l'Apocalypse (env. 1215/1220)

De auteur studeert theologie sinds 1986. De studie is drie jaar onderbroken geweest. In die tijd (1993-1996) is hij als pastoraal­werker verbonden geweest aan de Hervormde Gemeenten van Ilpendam en Watergang tijdens een vacatureperiode van de predikant.

Kabats, blad van de theologische faculteit der Vrije Universiteit, jaargang 1997/1998 nr.1 (verschenen medio oktober 1997)

Voor een vereenvoudigde versie voor een Hervormd en een Christelijk Gereformeerd Kerkblad zie hier

No. 21 Une des 6 Rotes, Rose Orientale de l'Apocalypse (env. 1215/1220)