Auteur: Richard C. Vervoorn
Voor Sweelinck hadden al die cd’s niet gehoeven
Een achttal enthousiaste amateurzangers – Amsterdammers uit de tijd van kunstschilder Rembrandt van Rijn en architect Hendrick de Keyser – zijn er voor verantwoordelijk dat we na al die eeuwen nog kunnen genieten van de vocale muziek van Nederlands grootste componist, Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621). Met als hart de meerstemmige zettingen van alle 150 (!) psalmen.
Maar liefst vier kloeke delen met psalmzettingen van de Amsterdamse componist zagen het licht, de laatste vlak na Sweelincks dood in 1621. Bij de uitgave van het eerste boek (in 1604) had Sweelinck – toch in de eerste plaats organist en klavecinist – de nodige aarzelingen bij zijn vocale composities en liet de zangers weten: ‘We zullen zien, als dit een beetje bevalt, dan maak ik de rest ook.’ Pas negen jaar later verschijnt het tweede deel, waarbij de componist het achttal zangers als volgt bedankt: ‘Als u er niet geweest was, dan was dit boek niet uitgekomen. Ik had dit alleen nooit gered. Maar jullie hebben er op aangedrongen, jullie hebben het georganiseerd en betaald en dus ligt het er nu.’
Ds. Richard Vervoorn schreef in oktober 2009 al over het zogenaamde Sweelinck-monument. Die fraaie typering slaat op de uitgave van het complete vocale werk van Nederlands grootste componist, Jan Pietersz. Sweelinck. Dat is gebeurd in een zestal boekjes, waar de cd’s zijn ingestoken. In de boekjes zijn de gezongen teksten opgenomen. Bij de psalmen zijn dat niet alleen de Franse tekst van Marot, maar ook de Nederlandse van Datheen en Marnix van St. Aldegonde. Verder vind je in de boekjes tal van achtergrondartikelen.
In Opbouw zou niet zo gauw over het Sweelinck-project geschreven zijn, als niet het grootste deel van dat vocale werk had bestaan uit zettingen van de 150 Geneefse psalmen – en dat zeer gevarieerd en beeldend. En met psalmen hebben de meeste (Nederlands) gereformeerden wel wat!
In oktober 2009 kwam het eerste deel uit van Sweelincks psalmzettingen en een jaar later verscheen als laatste deel 4. Vervoorn was er bij, toen het eerste exemplaar van het complete vocale werk werd overhandigd aan koningin Beatrix. In dit artikel schrijft hij over dat feestelijke moment, maar ook over de achtergrond waartegen Sweelinck zijn complete psalmen-oeuvre bij elkaar schreef. Ook dirigent Harry van der Kamp komt nog aan het woord vanuit het interview dat Vervoorn eerder met hem hield. Zie verder: Opbouw 53-23 (www-artikel 4564 op opbouwonline.nl) en natuurlijk www.jpsweelinck.nl
Zonder opsmuk
Harry van der Kamp, die in de afgelopen jaren heel het vocale werk van Sweelinck met zijn Gesualdo Consort opnam, zegt er over: ‘Sweelinck was een zeer bescheiden man, maar juist door die karakteristiek van hem zit aan zijn muziek niets gezwollens. Hij maakt zich met zijn enorme talent en ongelofelijke creativiteit helemaal dienstbaar aan de muziek. Zo dienstbaar, dat hij kon zeggen tegen zijn zangers: “Dit is het, voor mij hoeft het niet uitgegeven te worden. Dit kunnen we hier samen zingen en dat is het eigenlijk.” Toch is de muziek niet eenvoudig om uit te voeren, ook al is het zonder opsmuk geschreven en gemaakt voor de huiselijke kring. De psalmzettingen van Sweelinck zijn veeleisend voor uitvoerders èn toehoorders.’
Huldiging
Sweelinck’s vocale werken opnemen was al heel lang – zo’n 25 jaar – een droom van de zanger-dirigent Harry van der Kamp. Het was daarom voor hem en ieder die meegewerkt had aan het Sweelinck-project een heel bijzonder moment, toen op 20 oktober van het vorig jaar het eerste exemplaar van het muzikale monument aan koningin Beatrix kon worden aangeboden. Verrassend, maar volkomen terecht heeft Hare Majesteit op haar beurt Van der Kamp benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Voorafgaand aan het concert speldde burgemeester Jorritsma van Almere (de woonplaats van Harry van der Kamp) hem de versierselen op. Zowel de aanwezigheid van de koningin bij de presentatie als ook de onderscheiding onderstreepten het nationale belang van dit muzikale project.
Locatie
Er was natuurlijk geen betere locatie voor de presentatie van het Sweelinck-monument denkbaar dan de Oude Kerk van Amsterdam. In die kerk is Sweelinck veertig jaar als organist in dienst geweest. Daar hebben zijn orgelcomposities en improvisaties geklonken – voor en na de kerkdiensten. En in de Oude Kerk zong hij samen met de gemeente de psalmen a capella (orgelbegeleiding was in die tijd niet gebruikelijk) en werd hij geestelijk gevoed door de bediening van het Woord.
Katholiek-gereformeerd
Zonder kerkelijke schermutselingen waren de jaren dat Sweelinck in Amsterdam werkte en kerkte trouwens niet. Vlak voordat hij zich in 1578 als vijftienjarige in Amsterdam vestigde, had de zogenaamde ‘alteratie’ plaatsgevonden, waarbij het katholieke stadsbestuur werd afgezet en vervangen werd door een nieuwe raad van dertig gereformeerden en tien katholieken. Verder ging de Oude Kerk over in protestantse handen. Daarvan getuigt het pittige opschrift op het koorhek van de Oude Kerk: ’t Misbruyk in Godes Kerk allengskens ingebracht is hier weer afgedaen int jaer tseventich acht XVc. En bij misbruik dacht men in die dagen aan heiligen- en beeldenverering en niet aan dat wat de katholieke kerk in onze tijd bezig houdt.
Toch waren er ondanks deze kerkelijke spanningen in het dagelijks leven volop contacten tussen gereformeerden en katholieken en doorgaans ging men vriendschappelijk met elkaar om. We hoeven er dan ook niet vreemd van op te kijken dat de religieuze vocale muziek van Sweelinck, naast de 150 psalmen, ook composities voor de katholieke liturgie bevat (zo’n kleine veertig ‘Cantiones Sacrae’).
Nationale spanningen
Tegenstellingen van heel andere aard kwamen op in de eerste decennia van de 17e eeuw. Dat waren dus de jaren, waarin Sweelinck aan zijn psalmzettingen werkte (1604-1621). In die tijd groeiden de spanningen binnen de Gereformeerde kerken door tegenstellingen tussen de latere Remonstranten en Contra-Remonstranten. Dat liep uit op de grote Nationale Synode (1618-1619), waarin de Remonstranten werden veroordeeld. Het kerkelijk conflict stond niet los van een landelijke strijd om de macht, die Johan van Oldebarnevelt met de dood moest bekopen. Over deze kerkelijke en maatschappelijke achtergronden is in de Sweelinck-uitgave nog veel meer te lezen.
Monument in monument
Dwars door al die conflicten en spanningen hebben de psalmen voor de gereformeerden hun centrale plaats gehouden. Want naast de Institutie van Calvijn en de Heidelbergse Catechismus mag je de berijmde psalmen uit Genève toch wel het derde monument noemen van de calvinistische reformatie. Ook al zijn de Geneefse psalmen niet altijd even populair geweest, soms zelfs verguist, toch zie je in dit drietal zowel hart als hoofd van de reformatie op een prachtige manier vormgegeven.
Van de Geneefse psalmen zijn door allerlei componisten meerstemmige (vocale) bewerkingen gemaakt, maar kenners zijn het er over eens dat ze alle overtroffen worden door de psalmzettingen van Sweelinck. De vier delen met psalmen vormen dan ook het hart van het Sweelinck-monument – iets van een monument in een monument.
Dichterbij de psalmen?
Terugkijkend op het Sweelinck-project wil Harry van der Kamp ook nog wel iets zeggen over zijn eigen jarenlange omgang met de psalmteksten: ‘Van huis uit ben ik Hervormd. Mijn ouders waren trouwe kerkgangers en dat ben ik nu niet. Wat mijn moeder met de psalmen heeft, dat heb ik maar heel gedeeltelijk. Het werken aan de psalmen van Sweelinck heeft mij wel veel inzicht gegeven in het verschijnsel psalm – veel meer dan ik ooit had en het komt daardoor ook dichterbij.’ Van der Kamp vertelt dat hij in het kader van de Sweelinck-uitgave de 16e-eeuwse psalmberijming van Marot vanuit het Frans vertaald heeft. ‘Marot heeft al dichtend de psalmen op zijn manier weergegeven en van tijd tot tijd is dat heel fraai. Ik heb geprobeerd om het zo te vertalen dat de tekst ook door mensen van nu te begrijpen is. Dat vertaalproces heeft mij ook zeer geholpen in het begrijpen van de psalmen.’
Altijd ‘iets’
Volgens Harry van der Kamp worden de psalmen in de kerk soms in een Nederlands gezongen, dat niemand meer begrijpt. ‘Dat vind ik het grote probleem: het is in de kerk zo vaak tot formules geworden, waarbij men niet meer nadenkt over wat men nu eigenlijk zingt. Want ja, zo ging dat nu eenmaal altijd. Dat heb ik een beetje meegekregen van vroeger. Verschillende nare ervaringen hebben mij toch wel het inzicht gegeven dat de kerk een instituut van mensen is en alleen maar dat. Daarom ging ik vanaf mijn studententijd niet meer naar de kerk. Maar toch houd je er altijd iets van over en dat iets komt ook weer boven als je die psalmen zingt.’
Drs. Richard Vervoorn is predikant van de NGK van Maastricht.
gepubliceerd in Opbouw van 7 januari 2011, 55(01), 12-14