Auteur: Richard C. Vervoorn
Lied 676
Het nieuwe Liedboek bevat veel meer pinksterliederen dan zijn voorganger uit 1973. Ik denk dat dat komt omdat het werk van de Geest meer aandacht heeft gekregen, en daardoor meer ruimte.
‘De wind, wij zien hem niet’ is een pinksterlied dat het ook goed doet bij kinderen. Het is eenvoudig, met een melodie die je zo kent, zeker als je alle vijf de strofen zingt.
Ook voor de tekst is het aan te bevelen het lied in zijn geheel te zingen. Strofe 1 en 3 gaan over ‘de wind’ en strofe 2 en 4 gaan over ‘de Geest’. Strofe 5 bevat de clou van het verhaal.
Zij
Het is voor gereformeerde oren onwennig dat van de wind wordt gezegd ‘wij zien hém niet’ en van de Geest ‘wij zien háár niet’. Nu is het niet zo dat de Vader het mannelijke van God is en de Geest het vrouwelijke – zo mag je dat niet scheiden – maar het is wel zo dat de Bijbel niet alleen mannelijk over God spreekt. God zorgt ook als een moeder. Het beeld van de vrou- welijke vogel die haar jongen onder haar vleugels beschermt, komt bijvoorbeeld regelmatig voor. En Jezus vergelijkt zichzelf met een hen die de inwoners van Jeruzalem als kuikens onder haar vleugels verzamelt (Matteüs 23:37).
De Heilige Geest, de duif, als een ‘zij’ is dan ook voor de hand liggend. Zo wordt het ook gebruikt in LB 685, 692 en 702. Daarbij is er in alle liederen een evenwicht tussen ‘hij’ en ‘zij’.
Niet kinderachtig
Het Hebreeuwse woord voor Geest en wind is hetzelfde: ‘ruach’. De strofen over de wind (1 en 3) gaan dus net zo goed over de Geest. Daarin worden voelbare, tastbare en ruikbare beelden opgeroepen aan de hand van de iedereen bekende uitwerking van de wind. Zoals de wind als een storm alle rust verstoort, zo is de Geest degene die ons hart onrustig kan maken (strofe 1).
In de tweede strofe komt vervolgens het tegendeel naar voren: de Geest die rust geeft. Op die manier zit er in de eerste vier strofen een prachtige afwisseling tussen indirect en direct spreken over de Geest, mannelijk en vrouwelijk, beeldend en concreet.
De vijfde strofe laat zien dat die zintuiglijk waarneembare kracht wel ‘Geest van hierboven’ is: in zijn uitwerking aards, in haar oorsprong hemels. Een echt kinderlied is vooral niet kibderachtig. Zowel de tekst als de melodie van dit prachtige lied voldoen daaraan.
Nikodemus
Voor dit lied vertaalde Andries Govaart ‘Vinden ser vi inte’ van de Zweedse dichter-dominee Anders Frostenson (1906- 2006). Frostenson schreef veel liederen die eenvoudig van taal zijn. Hij werkte ook mee aan een Zweeds liedboek voor kinderen.
Christiaan Winter maakte een nieuwe melodie bij de vertaling. Zijn vrolijke lied vraagt om een vlot tempo.
De bijbelse bron voor deze tekst is het woord van Jezus aan Nikodemus: ‘De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is’ (Johannes 3:8). En in strofe 5 klinkt Johannes 14:26 door: ‘Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb.’
Prachtig toch, om in de lijn van Joëls profetie (zie daarvoor LB 678), met Pinksteren samen dit kinderlied te zingen?
LB 676
De wind, wij zien hem niet,
zijn stem klinkt in ons oor,
een briesje of een storm
die alle rust verstoort.De Geest, wij zien haar niet,
toch horen we haar stem
die goede woorden spreekt
als ik verdrietig ben.De wind, wij zien hem niet,
maar toch trekt hij zijn spoor:
de golven in de zee,
het lange gras buigt door.De Geest, wij zien haar niet,
maar zij waait alles schoon
ik ben weer opgelucht,
als na een enge droom.Vanuit de overkant,
een land dat niemand ziet,
ontvangen wij een kracht,
de Geest die uitzicht biedt.