De tijd vergeten

 

Auteur: Richard C. Vervoorn

Vandaag is het de feestdag van Sint Cecilia, patrones van muziek, instrumentenmakers en zangers. Het is toevallig dat ik een catechisatie in Eindhoven voorbereid aan de hand van een lied. Het gaat over de Wederkomst en het ‘Thief in the Night’ van Paul Field, gezongen door Sheila Walsh. Dat lied beluisteren en bespreken we vanavond. Dat ik mij vaker laat inspireren door liederen mag ook blijken uit de advent- en kerstpreken van dit jaar in Maastricht. Elke preek krijgt het thema mee van een frase uit het lied “Een stem breekt uit in de woestijn” van Sytze de Vries.

Bij de voorbereiding zie ik ook een oude Noorderlicht, uit 1984 waarin ik een stukje heb geschreven geïnspireerd door het kinderlied van Hanna Lam “Aan de oevers van het meer”. Dat stuk was ik al een hele tijd vergeten. Het stond in een themanummer over tijd. Dat kerkblad had in die tijd regelmatig een themanummer. Wat waren we creatief! En het werd gewaardeerd. In het voorwoord schreef ik:
“Dit Noorderlicht heeft alles met ‘tijd’ te maken. Stille tijd, vrije tijd, lege tijd, hoe deel je je tijd in, zijn aspecten van wat je met je tijd doet. Andere benaderingen zijn: hoe sta je in de tijd, waar heb je je wortels in, en waar gaat de toekomst heen? Weer anders is: Wie regeert de tijden? Wat geeft zin aan het bestaan, en dus ook aan ons bestaan? In Wiens hand is uw levenspanne?…..”

Het artikel ‘De tijd vergeten’ vind ik nog steeds de moeite waard. Wat u er van vindt, mag u hieronder schrijven. In het artikel is wel een inconsequentie. Aan de ene kant heeft u een kennersoog dat precies aan de hand van het handschrift het geschrevene kan dateren aan de andere kant is het met uw Grieks maar matig gesteld. Daar moet u maar doorheen kijken. Ik plaats het artikel hieronder toch maar zoals het geschreven is. Voordat de tijd ook dit artikel verslonden heeft.

De tijd vergeten

p28 recto

Stel u bent met vakantie in Egypte en in een antiekwinkeltje hebt u het papyrusje gevonden dat hierboven is afgebeeld op ongeveer ware grootte. Met uw kennersoog kijkt u naar het halfgrootte, wat onregelmatige schrift. Dat doet u vermoeden dat het uit de derde eeuw dateert, want zoals elke tijd zijn eigen mode wat kleding, architectuur en literatuur kent, heeft ook elke tijd zijn eigen handschrift. Vergelijk bijvoorbeeld het handschrift van uw generatie eens met dat van een vorige of latere generatie. U hebt ook al gezien dat hoofdletters uit het Griekse alfabet komen, en omdat u in Egypte bent, zou het zowel Grieks als Koptisch kunnen zijn. In ieder geval geen Arabisch. Omdat de papyrys aan twee kanten beschreven is denkt u met een christelijke tekst te doen te hebben, misschien wel een bijbelgedeelte en u wilt het eens beter onderzoeken en besluit de papyrus te kopen.

Thuis gekomen van vakantie (als u zoveel geduld hebt) probeert u woorden te herkennen, om zo op te maken waar de tekst een fragment van is. Op de tweede regel ziet u staan ΠΕΝΤΕ ΑΡΤΟΥΣ. De Pi (Π) van pente is net doormidden gescheurd. Het woord pente betekent vijf. U kent misschien het Pentagon, het vijfhoekig gebouw van de Amerikaanse strijdkrachten. Of u herinnert u iets van organische chemie, waar het voorvoegsel penta slaat op 5, bijvoorbeeld pentanol, pentaanzuur, of misschien weet u dat de vijf boeken van Mozes ook wel de pentateuch worden genoemd. Het woord ΑΡΤΟΥΣ zoekt u op in een griek woordenboek en u ziet dat het broden betekent. Vijf broden doet u meteen aan de wonderbare spijziging denken, maar van twee vissen is in dit fragment geen sprake. Misschien is het wel een boodschappenlijstje uit de derde eeuw en u kijkt of er niet meer getallen opstaan.

Ja hoor, aan het eind van de vierde regel aan de akchterkant staat ΕΙΚΟΣΙ Π. Waarschijnlijk had er moeten staa ΕΙΚΟΣΙ ΠΕΝΤΕ wat vijfentwintig betekent. U geeft de moed niet op en zoekt naar een bijbelpassage waar de woorden ‘vijf broden’ en ‘vijfentwintg’ dicht bij elkaar voorkomen. Alweer denkt u aan de wonderbare spijziging en kijkt in de bijbel waar deze gebeurtenis beschreven wordt. In Matteüs 14, Marcus 6 en Lucas 9 wordt u teleurgesteld, maar dan in Johannes 6 komt u die combinatie wel degelijk tegen. In vers 9 staat ‘vijf broden’ en in vers 19 ‘vijfentwintig’. U geeft het papyrusje aan tekstcritici van het Nieuwe Testament die het verder bestuderen. Zij bestuderen het grondig en het blijkt dat deze oude papyrus een goede getuige is van de betrouwbaarheid van de bijbel. Het fragment van deze papyrus past uitstekent in Johannes 6,8-12 en Johannes 6,17-22. De papyrys is bijna vergaan. Slechts een klein stukje heeft de tijd vergeten te verslinden. En dat kleine stukje getuigt ervan dat de tekst, die we nu hebben van de bijbel, eeuwen betrouwbaar is doorgegeven. Papyrussen vergaan, maar Gods Woord blijft in eeuwigheid.

 

Voor dat Gods Woord waren de mensen in het verhaal uit Johannes 6,1-15 bij Jezus gekomen. Of eigenlijk volgden zij Jezus omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. Ze waren zonder houvast, als dwalende schapen – zonder herder. En meteen ving Hij aan hun te leren – het een na het ander. Toen zijn ze de tijd vergeten. Zij gekluisterd aan zijn lippen – Hij vol van de dingen van zijn Vader. Een moment van afzondering. Ook al waren ze met velen. Het Gods Woord nam hen in beslag. Zodat ze even zichzelf vergaten, hun knorrende maag, en ook de tijd. Evenals toen Hij op twaalfjarige leeftijd in de tempel was, vergeet ook Jezus de tijd. Maar het loopt Hem niet uit de hand. Maar het komt wel uit zijn hand: de zegeningen, het breken van het brood. De bekrachtiging van zijn woorden: Hij deelde uit, het brood evenals zijn woorden, zoals Hij ook zichzelf zal geven. Alleen niet op hun manier: zij wilden Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken. Maar dat wàs Hij al. Zijn rijk is al gekomen. ‘Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld zou komen.’ zeggen de mensen. En ze hadden gelijk. Maar dat Hij hun leven wilde regeren – niet hun land – dat zagen ze niet. En dat ze slechts burgers van zijn koninkrijk, het koninkrijk der hemelen, konden worden, door zijn priesterlijk offer, zagen ze ook niet.

En wij, hoe staan wij er voor?  Wij leven na Goede Vrijdag, ja na Pinksteren. Alles is volbracht. Wij hebben de tijd mee. Wij hebben de bijbel. Misschien vergeet u ook weleens de tijd, wanneer u luistert naar de verkondiging van het Gods Woord, of bij het bestuderen van de bijbel. Daar is niets op tegen. Prima zelfs. Maar laat u dan ook Jezus zichzelf aan u uitdelen: Zichzelf: zijn liefde voor herderlozen, zijn voorbede voor beklaagden, zijn Geest voor geestelozen.

De tijd vergeven bij Jezus. Voorproefje van het eeuwig. Eeuwig vol-zijn van God. hem zij de lof en de eer en dankzegging.

 

Richard C. Vervoorn

in Het Noorderlicht, 2e jaargang nr 7 (19) van juli 1984, blz. 14-15 (verschenen 24 juni 1984).

 

Andere bijdragen uit het Noorderlicht op deze site:

  • Plaatbespreking: Sheila Walsh, Triumph in the Air (augustus 1984)
  • Afscheid en jubileum van organist Hessel de Vries (december 1988)
  • Te gast in de Noorderkerk (III) Vincent van Gogh (februari 1993)